Uitwerking rivierenbeleid met ruimtevraag
Vorige week stemde de stuurgroep IRM in met het concept definitief Programma IRM. De stuurgroepleden gaven daarnaast groen licht voor de plannen voor de volgende fase. De komende jaren werkt IRM de twee beleidskeuzes voor afvoercapaciteit en bodemligging verder uit. Ook brengen we in beeld welke ruimte buiten- én binnendijks nodig is om dit beleid de komende decennia uit te voeren.
Liesbeth Schipper licht de plannen toe die zij onder andere in afstemming met de kernteamleden van IRM opstelde.
Dit is IRM
Liesbeth begint met het scherp neerzetten van wat IRM is. “Bij het opstellen van het werkplan heb ik gemerkt dat daar wisselende beelden over zijn. Binnen IRM werken we aan een toekomstbestendige inrichting van het riviersysteem. Daarvoor is nieuw rivierenbeleid nodig voor bodemligging en sedimenthuishouding en afvoer(bergings)capaciteit met uitgewerkt hoeveel ruimte hiervoor nodig is. Dat is nodig om alle rivierfuncties (scheepvaart, zoetwater, waterveiligheid, natuur en ruimtelijke- en economische ontwikkeling) ook in de toekomst zo goed mogelijk te blijven bedienen. Een eerste aanzet voor dit beleid staat in het Programma IRM.”
“Tot zover zal dit niet nieuw zijn. We werken dus nationaal aan keuzes die het hele riviersysteem beïnvloeden. Dat zal ook leiden tot nieuwe maatregelen voor bodemligging en afvoercapaciteit. Met logischerwijs daardoor een grote invloed op gebiedsontwikkelingen en projecten. Het is dan ook ontzettend belangrijk om samenwerking en afstemming goed te organiseren. Het integraal riviermanagement van IRM is daarmee ook een nieuwe manier van samenwerken. IRM is én een beleids- en uitvoeringsprogramma voor het riviersysteem én IRM organiseert regie, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande netwerkstructuren in het rivierengebied.”
Uitwerking in twee stappen
“We werken in twee stappen naar de concretisering van het nieuwe rivierenbeleid”, gaat Liesbeth verder. “Het werkplan bevat de werkwijze en activiteiten tot 2026 met een doorkijk naar de tweede stap die vervolgens in 2029 is afgerond. In 2026 leveren we eerste tussenresultaten op (zie kader onderaan) ten behoeve van de herijking van de Deltabeslissing Rijn-Maasdelta en de Voorkeurstrategie Rivieren van het Nationaal Deltaprogramma. Een belangrijk resultaat is dan de verder uitgewerkte beleidskeuzes met de benodigde ruimte. Deze worden eind 2027 ook vastgelegd in het Nationaal Waterprogramma 2028-2033.”
In 2029 ligt er vervolgens een herijkt Ontwerp Programma IRM met:
- De in 2026 opgeleverde beleidskeuzes met ruimtevraag, nader uitgewerkt in concrete en onderbouwde maatregelpakketten voor de eerste zes jaar (2030-2035) inclusief de benodigde ruimte met eventuele nieuwe Bkl-reserveringen (Besluit kwaliteit leefomgeving);
- Uitvoeringsstrategieën voor Rijn, Maas en nationaal;
- (Inter)nationale afspraken over onder andere integrale programmering, financiering en prioritering voor verdere samenwerking.
Splitsingspuntengebied en Gemeenschappelijke Maas
“Dat we al in 2026 een scherper beeld hebben van benodigde ruimte om het rivierenbeleid uit te kunnen voeren, en met name voor de binnendijkse locaties en in relatie tot andere ruimtevragers, was een nadrukkelijke wens van onze stuurgroep en een advies van de Commissie mer,”vertelt Liesbeth. Dan kan IRM in 2026 voor de korte termijn ook duidelijkheid bieden over de Bkl-reserveringen. Gemeenten hebben hier grote behoefte aan.”
“Om sneller dan eerst gedacht tot dit resultaat te komen, ontwikkelen we in het vierde kwartaal van dit jaar werkhypotheses. Dit zijn voorlopige uitgangspunten voor de bodemligging en de afvoerverdeling bij zowel hoog- als laagwater. Deze hypotheses toetsen we vervolgens in het rivierengebied om zicht te krijgen waar knelpunten optreden en waar niet. Op basis daarvan doen we ontwerpend onderzoek, waarbij we scenario’s ontwerpen en beoordelen. Resultaten nemen we onder andere mee in de uitwerking van de beleidskeuzes.”
De komende twee jaar concentreert IRM zich op het Splitsingspuntengebied en de Gemeenschappelijke Maas. In beide gebieden komende beide beleidskeuzes en verschillende rivierfuncties die het nieuwe beleid bedient samen: waterveiligheid, de beschikbaarheid van zoetwater en drinkwater, natuur en ecologische waterkwaliteit, bevaarbaarheid en regionale economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit. Liesbeth: “Er gebeurt daar ook al veel, denk aan de Gelderse Poort. Dat kunnen we dus meteen meenemen. Voor de andere gebieden maken we nog een planning. Niet alles hoeft tegelijk natuurlijk.”
Voorontwerp Nota Ruimte
Om de benodigde ruimte voor uitvoering van het nieuwe rivierenbeleid concreter in beeld te brengen heeft het ministerie van IenW onder andere op dit punt dit voorjaar input geleverd voor het Voorontwerp Nota Ruimte dat 21 juni door minister De Jonge naar de Tweede Kamer is gestuurd. Het voorontwerp is een eerste ruimtelijke vertaling van de opgaven voor Nederland richting 2050, met een doorkijk naar 2100.
Van systeemkeuzes naar gebiedsuitwerkingen en projecten
In 2026 zijn dus de kaderstellende systeemkeuzes gereed per gebied voor in de rivier en opgaven voor het hele rivierengebied buiten de rivier. “Dan kunnen we op basis hiervan beginnen met uitvoeringsstrategieën voor de Rijn en de Maas”, vertelt Liesbeth. “De maatregelpakketten die we dan per gebied hebben, programmeren we in projecten. Deels zal dat vanzelf gaan. Als overheden plannen maken nemen ze natuurlijk nieuwe kaders standaard mee. We zullen echter vanuit IRM ook nieuwe projecten opstarten en dat kost wat meer tijd.”
Liesbeth krijgt ook regelmatig vragen van lopende projecten. Bijvoorbeeld wanneer de kaders er zijn en of zij daar dan plannen op moeten aanpassen. “Bij lopende rivierprojecten beoordelen we straks of er nog extra kansen zijn”, legt Liesbeth uit. “Of dat er misschien scopewijzigingen nodig en mogelijk zijn. Afhankelijk van de fase waarin een project zit. Is een project vergevorderd zoals het Rivierklimaatpark IJsselpoort dan is het belangrijk om niet te vertragen en door te gaan met het project. IRM blijft ‘verbouwen met de tent open’, tenzij dit natuurlijk op systeemniveau voor problemen gaat zorgen. Dan moeten we om de tafel met elkaar. De kaders die we nu ontwikkelen bieden houvast bij het beoordelen of er geen werkzaamheden gepland zijn waarvan we later spijt krijgen.”
Liesbeth vervolgt: “Overigens gaan we natuurlijk niet pas in gesprek met lopende projecten als de kaders afgerond zijn. De komende jaren vindt voortdurend afstemming plaats. We toetsen plannen met de rivierprojecten en nemen bevindingen mee bij de uitwerking van het beleid. Dat is een continue wisselwerking.”
Samenwerking en besluitvorming
Al met al betekent alles dat efficiënt integraal samenwerken nog belangrijker wordt. Het Rijk is formeel eigenaar en initiatiefnemer van het Programma IRM. Samen met de provincies en waterschappen en in afstemming met de gemeenten werkt zij de komende jaren de plannen verder uit. De stuurgroep IRM besluit daarbij over inhoudelijke en procesmatige keuzes. Deze besluiten worden bekrachtigd in het Bestuurlijke Overleg (BO) Water en in het integrale rivierenoverleg BO IRM waarin ook natuur en scheepvaart bestuurlijk vertegenwoordigd zijn. De stuurgroep Maas en het Bestuurlijk Platform Rijn bespreken en besluiten over de afwegingen in de regio. Zij brengen dit vervolgens in de stuurgroep IRM in.
Besluitvorming over de nationale beleidskeuzes vindt uiteindelijk plaats in de ministerraad. Het nieuwe rivierenbeleid wordt geborgd in het herijkte Nationaal Water Programma 2028-2033 (NWP).
Liesbeth: “De bestuurlijke tafels van IRM dienen niet alleen voor besluitvorming over IRM. Zij bieden ook een platform om breder het gesprek te voeren over opgaven in het rivierengebied. Alle relevante partijen zitten hier immers al aan tafel.”
Nationale en regionale werkorganisatie
De besluitvormingsstructuur blijft dus onveranderd. De werkorganisatie IRM wordt wel aangepast. Liesbeth: “Er komt een nationale organisatie met een programmateam en drie werkgroepen die de beleidskeuzes uitwerken (pakket A), de gebiedsuitwerkingen ontwikkelen (pakket B) en de afspraken voor verdere (internationale) samenwerking vormgeven (pakket C). Elke werkgroep stemt na de zomer hun aanpak en planning af met betrokkenen.”
Regionaal blijft er via de Deltaprogramma’s Maas en Rijn aan IRM worden gewerkt. Beide programma’s voeren organisatorische aanpassingen door om beter aan te sluiten op de nieuwe nationale werkorganisatie IRM en het werkplan mede uit te voeren.
Samen verder bouwen aan IRM
De komende maanden werkt IRM ook een participatieplan uit. Met afspraken over wie wanneer waarover wordt betrokken bij de uitwerking van de beleidskeuzes en het in beeld brengen van de benodigde ruimte. In de vorige nieuwsbrief vertelde IRM-manager participatie en communicatie Sascha Oskam al dat de participatie echt maatwerk wordt, zodat we kennis en belangen zo slim mogelijk kunnen benutten en samenbrengen.
“Keuzes en belangen worden in elk geval besproken in de ambtelijke begeleidingsgroep IRM,” licht Liesbeth toe. “Dat is nu nog het kernteam IRM. Met vertegenwoordigers van waterveiligheid, scheepvaart, landbouw en natuur, het Nationaal Deltaprogramma en met de programmamanagers van Deltaprogramma Maas en Rijn. Maatschappelijke belangen en kennis worden net als de afgelopen jaren onder andere ingebracht via de Klankbordgroep Maas en Adviesgroep Rijn.
Het Praktijknetwerk IRM wordt versterkt zodat we dit nog beter kunnen inzetten om te leren van lopende projecten en daarmee beleid en integraal samenwerken ook vanuit de praktijk verder kunnen brengen.”
IRM heeft zoals genoemd een sterke relatie met de herijking van de Deltabeslissing Rijn-Maasdelta en de herijking van de Voorkeurstrategieën voor Rijn en Maas van het Deltaprogramma. IRM en het Deltaprogramma werken dan ook nauw samen. Liesbeth: “Voor de herijking van de Deltabeslissing Rijn-Maasdelta is IRM dit keer de trekker. Vijf deelprogramma’s van het Deltaprogramma (naast Maas en Rijn, Rijnmond-Drechtsteden, IJsselmeergebied, Zuid-Westelijke Delta en Zoetwater) werken gezamenlijk aan de opgaven op systeemniveau in de Rijn-Maas-Deltabeslissing: het systeem vanaf waar de Maas en Rijn ons land binnenkomen tot de mondingen in zee en het IJsselmeer. IRM cöordineert, in samenwerking met het Nationaal Deltaprogramma, het proces om tot een afgestemde keuzes te komen.
Hierbij de beslissing over de bodemligging natuurlijk heel belangrijk. Dit bepaalt de mogelijke afvoerverdeling bij laagwater. Het besluit over de gewenste afvoerverdeling bij laagwater ligt bij het Deltaprogramma Zoetwater. Zij maken de nationale zoetwaterstrategie en de zoetwaterkeuzes voor de rivieren zijn daar onderdeel van. Natuurlijk in afstemming met onder andere de keuzes die we binnen IRM maken.”
Genoeg te doen
Er is dus genoeg te doen. De stuurgroep IRM ontving bij het werkplan 2024 – 2026 een ambitieuze kwartaalplanning met mijlpalen, beslismomenten en volgorde van activiteiten. En met externe onderzoeken en plannen waarvan IRM afhankelijk is, zoals de verwachte nieuwe afvoerstatistieken die voortkomen uit de nieuwe klimaatscenario’s. “Dit is geen detailplanning”, wil Liesbeth nog kwijt. “IRM is natuurlijk een adaptief programma. Je wilt kunnen meebewegen met inzichten, ontwikkelingen en leerervaringen. De planning maakt vooral duidelijk in welke volgorde we werken en van welke externe factoren we afhankelijk zijn om te kunnen starten of afronden.”
Liesbeth vindt het tot slot belangrijk dat mensen die IRM volgen zich beseffen dat “IRM best wel eens periodes wat minder zichtbaar zal zijn”. “Wat we te doen hebben, is ingewikkeld en het onderzoeken en het toetsen van hypotheses kost tijd. Achter de schermen wordt de komende twee jaar keihard gewerkt. In kleiner verband betrekken we doorlopend wie daarbij nodig is. En wanneer (tussen)resultaten daar rijp voor zijn delen en bespreken we dat natuurlijk breder.”
Nu het werkplan nagenoeg gereed is, zit het werk bij IRM er na drie jaar voor Liesbeth op. “Ik wil iedereen bedanken met wie ik de afgelopen jaren, soms tot in de late uurtjes, heb samengewerkt in een bijdrage aan het ambitieuze programma IRM dat serieus werk gaat maken van gezonde rivieren. Het gaat bij IRM niet alleen om wat we gaan doen. Integraal werken vergt ook een andere manier van samenwerken waar we de afgelopen jaren al lerende door te doen mooie stappen in hebben gezet. Ik kijk er met plezier op terug!”
Vragen?
Heb je vragen over het vervolg van IRM? Mail ons dan: info@bouwplaatsirm.nl. Houd er rekening mee dat in de zomervakantie een antwoord wat langer kan duren dan de normale drie à vijf werkdagen.
Besluiten en resultaten 2026
In 2026 levert IRM het volgende op:
Voor de beleidskeuze bodemligging en sedimenthuishouding:
- uitgewerkte beleidskeuze rivierbodemligging en sedimenthuishouding
- vaststellen mogelijkheid en haalbaarheid afvoerverdeling laagwater
- het type maatregelen per riviertraject
Voor de beleidskeuze afvoercapaciteit en benodigde ruimte:
- duidelijkheid over bestaande Bkl-reserveringen (in 2029 voor eventuele nieuwe reserveringen)
- besluit over houdbaarheid ‘Lek ontzien’ na 2050 (hoogwater)
- bijgewerkt beleid systeemmaatregelen Maas
- uitgewerkte beleidskeuze voor afvoer- en bergingscapaciteit met een richtinggevende uitspraak over rivierverruiming
- de belangrijkste knelpunten en het type benodigde maatregelen per riviertraject
- een nadere aanscherping van de (binnendijkse) ruimtevraag
Regionale uitwerkingen:
- nieuwe kaders voor de gebiedsuitwerkingen Splitsingspuntengebied en Gemeenschappelijke Maas
- tussenresultaten uitwerking samenhang zijrivieren en hoofdwatersysteem (Rijn en Maas)
- versterkt praktijknetwerk: community gericht op leren en samenwerken
Ten behoeve van integraal samenwerken:
- nieuwe spelregels (financiering en procedures) om sectorale programma’s beter op elkaar af te stemmen
- uitgewerkt werkproces voor de samenwerking met Duitsland en België
Laatst gewijzigd: 18 juli 2024