“Beeld op de Rivieren als richtinggevend wensbeeld”
Programmamanagers Maas, Koos Beurskens, en Rijn, Jan Willem Kamerman, zijn trots op de totstandkoming van het Beeld op de Rivieren (BoR) voor IRM. Samen met vertegenwoordigers van partneroverheden en maatschappelijke organisaties bouwden zij het afgelopen jaar, onverwacht digitaal, aan dit gezamenlijke toekomstperspectief voor beide rivieren. Nu ligt er een breed gedragen rapport dat binnenkort bestuurlijk wordt vastgesteld.
De laatste meebouwronde, waarin we vroegen om te controleren of we alle inbreng goed hebben meegenomen, leverde nog zo’n vijftig reacties op. Veelal complimenten over de volledigheid en de herkenning van inbreng. En ook nog waardevolle aanvullingen voor een laatste verfijning.
Koos en Jan Willem waren blij met de grote belangstelling en enthousiaste betrokkenheid tijdens het hele proces. Koos: “Daardoor ligt er nu een breed gedragen en zo compleet mogelijk rapport waarin we bestaande informatie en opgaven bij elkaar hebben gebracht en nieuwe ideeën en inzichten hebben toegevoegd.”
Jan Willem: “We hebben als IRM ook veel van dit hele proces geleerd. Bij de start konden we nog niet vermoeden dat we het hele bouwproces digitaal zouden uitvoeren. Dat was wel even omschakelen maar zo hebben we wel online leren bouwen. Ook hebben we door het gezamenlijk proces onze partners beter leren kennen en hebben we beter inzicht in hun wensen en behoeftes gekregen. Dit helpt ons om ons bouwproces verder aan te scherpen.”
Belangrijke inzichten
Het brede bouwproces, zo’n driehonderd vertegenwoordigers deden mee, heeft vanuit diverse invalshoeken veel opgeleverd. Ten opzichte van eerdere onderzoeken heeft de verbinding tussen Maas en Rijn binnen IRM een enorme impuls gekregen. Koos is bijvoorbeeld ook erg blij met de nuances die nu zijn uitgewerkt tussen scheepvaart en natuur. Maar ook de scopeverbreding naar laagwaterproblematiek vindt hij een eyeopener. Jan Willem vult aan met de verbreding ten opzichte van hoogwaterveiligheid: “Droogte is nu ook een hele belangrijke katalysator voor het IRM-proces.”
Kortom, het lijkt of nu alle radertjes zoals droogte, bodemerosie, scheepvaart, natuur en hoogwater beter in elkaar vallen. “Dat stemt optimistisch voor de toekomst als we maatregelen gaan ontwerpen en uitvoeren”, denkt Jan Willem. Alhoewel de ruimte in de rivieren beperkt blijft zou het oplossen van het ene probleem kunnen meehelpen aan het oplossen van het andere. Denk aan maatregelen die je moet nemen ter verbetering van de bevaarbaarheid zoals het tegengaan of terugdringen van bodemerosie. Koos ziet ook hier een mooie integrale kans: “Wanneer je dit handig doet zou je het tegengaan van verdroging van de natuur zo kunnen meenemen.”
De relatie met onze buurlanden gaat een grotere rol spelen. ”De onvoorspelbaarheid van de Maasafvoeren vanuit België en de bruinkoolmijnen in Duitsland zijn bijvoorbeeld van grote invloed op onze rivieren. “Dat is afgelopen jaar duidelijk naar voren gekomen,” vertelt Koos.
Dilemma’s
Ook de dilemma’s zijn duidelijk in beeld gekomen. “De laagwaterproblematiek is er zo een. Je zou de rivier bijvoorbeeld kunnen inrichten als een spons, meer natuur ontwikkelen en zorgen voor vernatting. Maar dat gaat ten koste van de huidige landbouw. Een ander dilemma is het bevaarbaar houden van de IJssel voor steeds grotere schepen. Hoe ver moet je daarin gaan? Daarvoor kiezen betekent namelijk dat je heel ingrijpende maatregelen moet nemen. Dat is zeer kostbaar, gaat waarschijnlijk ten koste van andere rivierfuncties zoals natuur en is wellicht te vermijden door te gaan varen met kleinere en wendbaardere schepen.”
“Gaandeweg werd duidelijk dat het BoR-rapport heel waardevol is voor het agenderen van dit soort strategische dilemma’s” vertelt Koos.
Ook de samenhang met andere ontwikkelingen in het rivierengebied is een aandachtspunt dat steeds naar voren komt. Jan Willem: “Neem bijvoorbeeld het Hoogwaterbeschermingsprogramma. De programmering voor de komende jaren is al klaar en ook al in grote lijnen voor de langere termijn. Die werkzaamheden moeten we goed afstemmen. De waterschappen zijn nauw betrokken bij IRM. Afstemming vindt dus voortdurend plaats, maar het blijft een uitdaging dat we allemaal aan het werk zijn in zo’n klein gebied.” Koos vult aan: “Dat is natuurlijk precies waar IRM voor is bedoeld. Dat we alle opgaven samenbrengen. Maar het werk gaat ook gewoon door tijdens het ontwikkelen van IRM.”
Integraliteit
In reactie op het concept-BoR is een aantal keer genoemd dat het een grotendeels sectoraal verhaal is. Koos reageert: “We zijn nu over het landschap gevlogen. We hebben per beleidsthema (waterveiligheid, natuur, etc) alles geïnventariseerd en naast elkaar gezet. Zo ontstaat een integraal beeld. We gaan nu verder bouwen aan kansrijke alternatieven en daarin zal informatie steeds verder integreren.”
Tijdens het hele proces hoorden we ook de zorg of er nu al keuzes worden gemaakt waar mensen dan mogelijk niet bij betrokken zijn. “Dat is zeker niet het geval,” benadrukt Jan Willem. “We hebben voor BoR nu alleen kennis, belangen, opgaven en informatie op een overzichtelijke manier samengebracht. Keuzes maken we pas in een volgende fase bij het opstellen van de zogenaamde kansrijke alternatieven en daarna bij het vaststellen van het voorkeursalternatief.”
In de zogeheten Notitie Realistische Beleidsopties, die naar verwachting gelijktijdig met het BoR wordt afgerond, hebben we op basis van de criteria haalbaar, maakbaar, betaalbaar en beheerbaar wel al geselecteerd welk beleid voor afvoercapaciteit en rivierbodemligging NIET realistisch is. Dit hoeven we dus niet verder te onderzoeken. Maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat er niet veel afvalt. En wat afvalt, zullen we toch bewaren voor het geval dat….”
Vastgesteld en dan?
We verwerken nu de inbreng uit de laatste schriftelijke reactieronde. Na vrijgave door de stuurgroep Maas en het Bestuurlijk Platform Rijn rond de stuurgroep IRM het BoR in april naar verwachting af. Het gezamenlijke Beeld op de Rivieren is hiermee zeker niet in beton gegoten. Het is en blijft een dynamisch beeld. Nieuwe wensen en inzichten blijven altijd ontstaan. Jan Willem: “Hoogstwaarschijnlijk evalueren en herijken we dit beeld elke zes jaar en vaker als dat nodig is. Dat geldt straks ook voor het Programma onder de Omgevingswet waarin we straks het voorkeursalternatief van IRM vastleggen.”
Laatst gewijzigd: 30 januari 2023