Programma IRM: nieuw rivierenbeleid
Het Ontwerp Programma IRM is klaar. Op 30 november bespreekt het Bestuurlijk Overleg IRM dit en laat het – na een positieve beoordeling – bekrachtigen door het Bestuurlijk Overleg Water. Daarna gaat het naar de ministerraad en kan minister Mark Harbers het vaststellen en begin 2024 vrijgeven voor inspraak. Wat staat – op hoofdlijnen – in het Programma IRM?
In het Programma IRM staat nieuw rivierenbeleid. Het is de basis om het rivierengebied toekomstbestendig te maken en duurzaam te gebruiken, rekening houdend met klimaatveranderingen.
Zo kunnen we er zo goed als mogelijk voor zorgen dat het veilig wonen en werken blijft in het rivierengebied, dat rivieren bevaarbaar blijven, dat de natuur de ruimte krijgt, de ecologische waterkwaliteit herstelt, dat we voldoende zoetwater beschikbaar houden en dat er ruimte blijft voor (economische) ontwikkelingen in het rivierengebied. Aan al deze ‘rivierfuncties’ willen we zoveel mogelijk recht doen.
Vertrekpunt van het Programma IRM is dat we rivieren zien als samenhangend riviersysteem. Simpel gezegd: grijp je op één plek in een rivier in, dan heeft dit ergens anders gevolgen.
Het riviersysteem is uit balans. Dit komt vooral omdat rivieren in de loop van de tijd door de aanleg van onder meer dijken en kribben steeds meer op een vaste plek in het landschap zijn komen te liggen. Met de kennis van toen logisch om te zorgen voor een veilige vaarweg en ons te beschermen tegen hoogwater, maar nu weten wij dat dit de natuurlijke dynamiek en ecologische waterkwaliteit heeft verminderd. Daardoor is in sommige delen van de rivier erosie en doorgaande bodemdaling ontstaan.
Daarnaast krijgen we door klimaatverandering te maken met zeer warme, zeer natte én zeer droge periodes. Die zorgen voor extreem hoogwater en op andere momenten voor extreem laagwater. Om het riviersysteem weer op orde te krijgen én klaar te maken voor de toekomst, moeten wij de rivieren anders inrichten. Dit begint met de aanpak van de rivierbodemdaling en met maatregelen voor de waterafvoer bij hoog en laag water.
Hiermee sluit IRM ook aan bij de uitgangspunten van de beleidsbrief Water en Bodem Sturend, waarin onder meer voldoende ruimte voor het afvoeren van hoogwater is benoemd.
Twee beleidskeuzes: rivierbodemligging en waterafvoercapaciteit
Het Programma IRM kent twee beleidskeuzes. Eén gaat over de rivierbodemligging en sedimenthuishouding. We moeten de steeds verdergaande daling van de rivierbodem stoppen. Dit is vooral belangrijk omdat we ook bij laagwater de verdeling van zoetwater goed moeten blijven regelen. Niet alleen cruciaal voor onze drinkwatervoorziening, maar ook voor onder meer de natuur en de scheepvaart.
In het Programma IRM staat dat we moeten stoppen met het winnen van zand en grind (sediment) uit het zomerbed van de rivier (dat is de riviergeul waardoor het water wordt afgevoerd bij gewone of niet ongewoon hoge waterstanden zoals veelal het geval is in de zomer). Dit helpt om de verlaging van de rivierbodem tegen te gaan, maar dat is niet genoeg. Er zijn ook maatregelen nodig om de stroomsnelheid te verminderen en op sommige plekken is het nodig dat sediment wordt toegevoegd aan het riviersysteem.
Hoe en waar we sediment moeten toevoegen aan de rivierbodem en hoe we de oorzaken van de bodemdaling kunnen aanpakken, moeten we verder onderzoeken. Hiervoor zijn stappen uitgewerkt in een routekaart in het Programma IRM.
De tweede beleidskeuze gaat over waterafvoercapaciteit en -berging. Die is vooral belangrijk omdat we de hoogwaterpieken moeten opvangen die door klimaatveranderingen steeds heftiger worden en die ook vaker gaan voorkomen. De maatregelen die we voor bodemligging en afvoercapaciteit moeten nemen, vragen ruimte.
In het Programma IRM is hiervoor een eerste schatting gemaakt op een ruimtekaart. Die ruimtekaart helpt bij het maken van ruimtelijke keuzes, nu we een nieuwe balans moeten vinden in het gezamenlijk gebruik van het rivierengebied. De ruimtekaart is ook belangrijke input voor de landelijke Nota Ruimte, die medio 2024 verschijnt.
Op de ruimtekaart is met de kennis van nu per riviertraject ingeschat op welke plekken extra ruimte nodig is voor de maatregelen die we voorzien voor de rivieren. Dit is nog geen exacte uitwerking van de hoeveelheid ruimte die er nodig is van wat er binnen het huidige rivierbed past en wat niet. Ook zijn de nieuwste klimaatscenario’s uit oktober 2023 nog niet verwerkt in de ruimtekaart. Hoeveel ruimte we precíes moeten reserveren voor de rivieren, moeten we dus nog verder onderzoeken. Ook dit staat in de routekaart voor de eerste fase IRM.
Routekaart op weg naar uitvoeringsstrategieën
In het Programma IRM is een routekaart opgenomen waarop staat welke stappen we de komende jaren moeten zetten om tot de juiste maatregelen en acties te komen. Die leggen we vast in zogenoemde uitvoeringsstrategieën: die zijn het resultaat zijn van de eerste fase IRM.
In de tweede fase gaan we die uitvoeringsstrategieën uitvoeren. Daarbij kijken we richting 2050, met een doorkijk naar 2100. Bij het ‘samenstellen’ van de maatregelenpakketten is het belangrijk dat we nú doen wat urgent is en waarvan we weten dat we er later geen spijt van krijgen.
Er komen uitvoeringsstrategieën voor de Rijn, voor de Maas en ook voor maatregelen of afspraken op (inter)nationaal niveau. We nemen er projecten en activiteiten in op die we uitvoeren in het rivierengebied, maar ook wie die (samen) uitvoeren en hoe we als Rijk en regio op de langere termijn met elkaar samenwerken.
Eerste fase IRM: vijf sporen
Wij werken in vijf sporen toe naar de drie uitvoeringsstrategieën.
De eerste twee sporen gaan over wat we moeten doen om tot maatregelen te komen voor bodemligging en sedimenthuishouding en voor waterafvoerverdeling en waterberging. Denk aan meer onderzoek, leren van lopende projecten en pilots.
In de drie andere sporen staan stappen om vanuit de huidige ruimtekaart te komen tot een nog beter onderbouwde ruimteclaim voor de rivieren, tot een aanpak voor integraal en gebiedsgericht samenwerken en tot internationale samenwerking. Dat laatste gaat over afstemmen met onze ‘rivierburen’. Ter illustratie: er komt bijvoorbeeld steeds minder sediment Nederland binnen, door riviermaatregelen die Duitsland toepast.
Aan de slag met eerste werkplan
Omdat we steeds nieuwe kennis opdoen en leren van praktijkervaringen, is ook in het Programma IRM benoemd dat het een adaptief programma is.
Elke twee jaar maken we een nieuw werkplan. Het eerste werkplan 2024-2025 wordt nu gemaakt en start na vaststelling van het Programma IRM. Een tussenresultaat in 2026 is de input voor de herijking van de voorkeurstrategie Rivieren van het Deltaprogramma.
Laatst gewijzigd: 15 december 2023